Het moeizame evenwicht tussen veraf en dichtbij (Door: Bert Peene)

De scheiding van bestuur en intern toezicht is een van de drie grote onderwerpen in de wet ‘Goed onderwijs – goed bestuur’, die op 1 augustus 2010 in werking trad. De verplichte scheiding is bedoeld om te voorkomen dat de minister ontspoorde besturen moet corrigeren; dat is de taak van de interne toezichthouder. Volgens Harm Klifman, die onderzoek deed naar de vraag in hoeverre bestuurders en toezichthouders inmiddels rolvast gedrag vertonen, hebben alle schoolbesturen in po en vo inmiddels een vorm van scheiding van bestuur en toezicht gerealiseerd. Maar dat wil niet zeggen dat zij ook rolvast gedrag laten zien. ‘Formeel is het veelal wel in orde,’ schrijft hij in een bijdrage aan ‘Basisschool management’ van september jl. ‘Maar op het punt van feitelijk gedrag is nog een wereld te winnen.’ We zitten nog steeds in de implementatiefase van de wet ‘Goed onderwijs – goed bestuur’, concludeert hij, en er is nog weinig routine en ervaring met gedifferentieerd gedrag.

Op zich zijn Klifmans bevindingen niet nieuw; wie herinnert zich niet de affaires rond malversaties bij onderwijsinstelling BOOR, zorginstelling Amarant en thuiszorgorganisatie Maevita? Nieuw is wel de reikwijdte van de problematiek. De omvang van het falend toezicht mag dan opmerkelijk zijn;  ‘boardroom dynamics’ is voor heel wat besturen en toezichthouders een thema dat de nodige energie opeist.

Misschien dat uitgeverij Mediawerf juist daarom de tijd rijp achtte om het boek ‘Getting started with Policy Governance: Bringing Purpose’ van Caroline Oliver, dat zeven jaar geleden al in de oorspronkelijke uitvoering verscheen, in Nederlandse vertaling uit te geven. Oliver is ervan overtuigd dat het Policy Governance-systeem van John Carver veel van de ‘boardroom dynamics’ problemen kan voorkomen. 

Policy Governance is weliswaar niet het enige, maar wel het meest complete systeem waarmee toezichthouders en bestuurders hun verantwoordelijkheid in volle omvang kunnen bepalen, organiseren en in de praktijk brengen. Met het systeem kunnen de rollen, doelen en handelingen van alle betrokkenen in een logisch proces worden ondergebracht, waardoor voorkomen wordt dat zij voortdurend allerlei kanten worden opgetrokken; zeg maar: hun rolvastheid verliezen. Vanuit enkele eenvoudige, maar krachtige principes laat Policy Governance zien hoe de raad van toezicht legitimiteit en houvast voor haar rol kan vinden door zich te richten op de waarden van de morele eigenaren. Die principes zijn:

  • Ken verantwoordelijkheid toe voor het maken van dat verschil.
  • Beperk de bevoegdheid die gepaard gaat met de verantwoordelijkheid.
  • Beschrijf het beleid volledig en beknopt.
  • Delegeer op basis van ‘elke redelijke interpretatie’.
  • Richt het toezicht op het verschil dat de eigenaren wensen.

Olivers ambities met dit boek zijn helder: zij hoopt te bereiken dat de lezer de meerwaarde van ‘Carver’ onderkent en met het systeem aan de slag gaat. Ze heeft daarbij drie verschillende doelgroepen voor ogen: ‘als Policy Governance helemaal nieuw voor u is’, ‘als uw organisatie al enige kennis van Policy Governance heeft’ en ‘als uw organisatie al besloten heeft Policy Governance te implementeren’. Alle drie komen ze ruimschoots aan hun trekken en dat bepaalt in belangrijke mate de waarde van dit boek. Bovendien heeft Oliver het voorzien van handige checklists, aansprekende voorbeelden en, last-but-not-least, een aantal goed uitgewerkte tools. Samen vormen zij een waardevol handboek voor iedereen die werk wil maken van integer en doelgericht bestuur. ‘Ik ben benieuwd hoe de situatie er over vijf jaar voorstaat,’ schrijft Klifman aan het eind van zijn artikel. Ik zou zeggen: dat hangt er (mede) van af of Olivers boek, al dan niet in Nederlandse vertaling, ook zijn weg naar ons heeft gevonden.

 

Bert Peene is opleider en schrijft daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine