Schone schijn in de veranderkunde

Boek: Durf het verschil te maken. Realistisch veranderen in organisaties

Schrijvers: Merlijn Ballieux & Guido van der Wiel

Recensent: Bert Peene

‘Gamechanger’, ‘aanrader’, ‘een boek dat mij energie geeft en inspireert’; degenen die na het lezen van ‘Durf het verschil te maken. Realistisch veranderen in organisaties’ van Merlijn Ballieux en Guido van der Wiel de pen ter hand namen om een recensie van het boek te schrijven, kwamen duidelijk superlatieven tekort. En zij waren niet de enigen die gevoelig bleken voor de belofte die de auteurs in hun openingshoofdstuk doen, namelijk een werkbaar alternatief bieden voor de meest gangbare (sic) veranderaanpakken; die volgens hen zelden of nooit werken. Hun boek stond al vrij snel na het verschijnen op 1 in de Top 10 van best verkochte boeken bij managementboek.nl.

‘Durf het verschil te maken’ gaat over de vraag hoe je een organisatie zo kunt veranderen dat de mensen en de bedoeling van de organisatie weer voorop komen te staan. Dat wordt volgens de auteurs namelijk wel vaak gepredikt maar weinig in praktijk gebracht; met alle gevolgen van dien. Verlies van tijd, geld, energie en motivatie; Anton Cozijnsen heeft het in een van zijn boeken over ‘de psychologie van mislukking’.

Volgens Ballieux mislukken veel pogingen tot organisatieverandering door drie hardnekkige fenomenen: 

  • Er wordt houvast gezocht in een blauwdruk, wat leidt  tot veranderingen die alleen in theorie kloppen;
  • Verschil tussen woorden en daden: managers zeggen dat ze echt wel willen werken vanuit de bedoeling en vanaf nu gaan sturen op vertrouwen, maar in de praktijk sturen ze op de systeemwereld;
  • Er wordt voornamelijk gepraat over verandering in plaats van dat eraan wordt gewerkt.

Zo ziet niet-realistisch veranderen eruit, zou je kunnen zeggen. Realistisch veranderen begint bij verbinding met de medewerkers. ‘Verandering (…) gaat over het vermogen om vanuit verbinding met medewerkers visie te vertalen naar dagelijkse werkzaamheden, en om de verandering klein te houden, persoonlijk te maken en vooral niet onnodig uit te stellen.’ Veranderen mét de medewerkers dus; op de werkplek, stap voor stap.

In het eerste deel van hun boek geven de auteurs antwoord op de vraag wat realistisch veranderen precies is. Ze beschrijven de valkuilen van veel bestaande veranderaanpakken en staan uitgebreid stil bij de combinatie van verandering en sturing. In deel ll staat per hoofdstuk een belangrijk veranderprincipe centraal dat de auteurs in de praktijk hanteren. Het betreft de volgende vier veranderprincipes:

  • De gewenste toekomst naar het hier-en-nu halen
  • Differentiatie als uitgangspunt
  • Aansluiten bij de bestaande energie
  • Alle niveaus bewegen tegelijk

In het derde deel staat de praktijk centraal en maken de auteurs duidelijk hoe zij integraal met de vier principes werken. Dan blijkt dat realistisch veranderen weliswaar niet met een blauwdruk werkt, maar dat er wel degelijk een aanpak is aan te wijzen.

Mocht u intussen het gevoel bekruipen dat ik beduidend minder enthousiast over dit boek ben dan de lezers uit wier werk ik hiervoor citeerde, dan ziet u het goed. Dat komt ten eerste door de pretenties van het boek. De auteurs beloven niets minder dan een alternatief voor ‘veel bestaande veranderaanpakken’; een alternatief dat beter werkt.  Maar welke veranderaanpakken bedoelen zij precies? Dat zijn waarschijnlijk de benaderingswijzen die gekenmerkt worden door de hiervoor genoemde fenomenen. Maar waarop baseren de auteurs hun overtuiging dat dit ‘veel bestaande’ veranderaanpakken zijn? Steven ten Have et al tonen in ‘Verandermanagement veranderd’ (2018) aan dat de stelligheid waarmee alom beweerd wordt dat het merendeel – 70 tot 80%! – van alle verandertrajecten mislukt, nergens op slaat. Ooit heeft iemand een opmerking in die trant gemaakt en die had uitsluitend betrekking op de casussen in zijn eigen onderzoek, maar dat weerhield zelfs de meest gereputeerde veranderkundigen er niet van om deze evaluatie de status van algemene geldigheid te geven. En vervolgens praatte iedereen elkaar braaf na.

Dat lijkt hier ook te gebeuren. Op het internet kun je recensies vinden waarin Ballieux’ boek ‘een gamechanger’ en zelfs ‘disruptive’ wordt genoemd. Vrij vertaald: het zet de hele veranderkunde op z’n kop. Maar wie serieus denkt in ‘Durf het verschil te maken’ nieuwe inzichten tegen te komen, doet toch echt het werk van Thijs Homan, Marco de Witte & Jan Jonker en Leike van Oss & Jaap van ’t Hek, om maar een paar bekende namen te noemen, ernstig te kort.

Mijn tweede bezwaar geldt het ontbreken van een theoretisch fundament. De auteurs hebben ervoor gekozen voornamelijk vanuit hun praktijk naar organisatieverandering te kijken. Ze verwijzen slechts sporadisch naar andere auteurs of modellen; het boek is een reflectie op hun eigen praktijkervaringen als veranderaars. Wat is daar mis mee, zullen pragmatici onder u nu misschien denken. Maar reflectie op de praktijk krijgt pas waarde, in een serieus te nemen boek althans, wanneer die mede plaatsvindt tegen de achtergrond van relevante literatuur. Wat dat betreft hadden Ballieux en Van der Wiel een voorbeeld kunnen nemen aan het boek ‘Hoe ik verander’ (2015) van Shirine Moerkerken. Zij beschrijft daarin hoe zij te werk gaat in een aantal uitdagende verandertrajecten, hoe zij die processen ervaart én hoe de literatuur haar helpt op koers te blijven. Onderzoek toont aan dat veranderinterventies gebaseerd op een wetenschappelijke theorie effectiever zijn dan interventies gebaseerd op ideeën, intuïties en ervaringen. U bent dus gewaarschuwd: ‘Durf het verschil te maken’ is een prettig leesbaar boek boordevol ‘praktijk’, maar de door Ballieux behaalde resultaten in het verleden zijn geen garantie voor uw toekomst!

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​
 


Ingezonden recensie

Recensent: Cees van Leeuwen, Teamleider onderbouw havo/vwo bij SG de Rietlanden; Lelystad

Rapportcijfer: 7

Durf het verschil te maken roept veranderaars op om vooral aansluiting te zoeken bij de al aanwezige veranderkracht in de organisatie. Wat heeft echt effect volgens Ballieux & van de Wiel? Realistisch veranderen is aansluiten bij de werkelijkheid in de organisatie, aansluiten bij de menselijke natuur en niet de eigen verandermethodiek centraal stellen. Door middel van vele micro-interventies kan momentum worden gecreëerd wat kan leiden tot een “megaverandering".

Realistisch veranderen vraagt wel veel van een leidinggevende. De manager inclusief checklists verdwijnt langzaam naar de achtergrond en de dienende/coachende leider moet opstaan om mensen te sturen op de flow. Vervolgens worden er vier valkuilen benoemd tijdens een verandering. In deel II worden er vier leidende veranderkundige principes geïntroduceerd die hiermee de kern vormen van realistisch veranderen.

Zet dit boek de wereld op de kop voor de veranderkundige? Wat mij betreft niet, alhoewel er belangrijke lessen en praktische voorbeelden in worden beschreven. De focus van dit boek ligt op de mensen die uiteindelijk samen zorgen voor verandering in een organisatie. Dit is wat mij betreft de belangrijkste les: veranderen doe je hier en nu, samen met collega’s met als taak voor jou als leidinggevende te sturen op de flow; de juiste balans tussen vaardigheden en uitdaging zodat de gewenste verandering realiteit wordt.


Ingezonden recensie

Recensent: Manon van der Garde, Teamleider 3, 4, 5, 6 vwo bij Gerrit van der Veen College; Amsterdam

Rapportcijfer: 6,5

Soms is het handig om eerst te weten wat we allemaal niet goed doen. Dat moeten de schrijvers van dit boek gedacht hebben. In de eerste hoofdstukken bekruipt me steeds het gevoel dat ik het anders moet doen: niet vanuit een methodiek denken, geen grote veranderingen, maar klein deken, juist niet te veel willen sturen. En ook geen grote stukken gaan schrijven of structuurveranderingen doorvoeren. Een groot deel van het boek staat vol met valkuilen. Leuk om te lezen, maar hoe moet het dan wel?

De leidende principes hielpen mij wel verder. Ze lijken logisch als je ze leest, maar in de vertaling naar mijn dagelijkse praktijk is het wel degelijk bruikbaar. Een leidend principe is dat je het wensbeeld naar het hier-en-nu haalt. Ik kan wel eens blijven hangen in een mooi toekomstbeeld, maar dat is ver weg. Ook aansluiten bij de energie die er is, differentiëren in aanpak en alle niveaus tegelijk laten bewegen klinken mooi. Nog steeds niet heel praktisch en managementtaal.
Vooral het derde en laatste deel (en dus de laatste twee hoofdstukken) van dit boek is bruikbaar voor mij. Hierin staat hoe je kunt aansluiten op wat er leeft en hoe je dominante patronen kunt doorbreken. Het belangrijkste lijkt het om vooral te beginnen en te doen en steeds te bekijken of je aansluit bij de praktijk. Zorg dat je inzoomt en uitzoomt op gezette tijden. Interessant om te doen nu we een flinke bezuinigingsslag maken.