To lead is when others follow

Boek: Leadership Agility – Ontwikkel je repertoire van leiderschapsstijlen

Schrijvers: Ron Meyer & Ronald Meijers

Recensent: Bert Peene

Een van de bekendere ‘golden oldies’ onder de managementmodellen is het Situationeel Leiderschap Model van Paul Hersey en Ken Blanchard. Ze ontwikkelden het halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar desondanks heeft het aan populariteit weinig tot niets ingeboet. Het is nog steeds een van de meest gebruikte leiderschapsframeworks ter wereld. Het model rekent af met het idee dat iedere leidinggevende zijn eigen voorkeurstijl heeft en dat medewerkers zich daar maar naar moeten schikken. Maatwerk is het credo. In situationele benaderingen wordt het gedrag van de leidinggevende gekoppeld aan het waarneembare gedrag van de individuele medewerker. Stijlflexibiliteit is een belangrijke succesvoorwaarde voor effectief leiderschap.  

Die overtuiging blijkt ook de aanleiding tot het schrijven van ‘Leadership Agility – ontwikkel je repertoire van leiderschapsstijl’ van Ron Meyer en Ronald Meijers te zijn. Met dien verstande dat het model van Hersey en Blanchard in hun ogen veel te simpel is; er zijn volgens hen in werkelijkheid veel meer situaties dan de vier die Hersey en Blanchard onderscheiden. In hun boek werken ze met twintig archetypes langs tien verschillende dimensies: controlerend vs faciliterend, eisend vs aanmoedigend, integratief vs federatief, autocratisch vs democratisch, visionair vs pragmatisch, beherend vs ondernemend, waardegedreven vs waardengedreven, soeverein vs dienend, reflectief vs proactief en consistent vs responsief. Daarbij hebben ze niet de pretentie dat deze lijst uitputtend is; er zijn er mogelijk nog veel meer. Maar deze dimensies zijn volgens hen de belangrijkste domeinen waarop leiders zich concentreren om mensen om hen heen te beïnvloeden. Want daar gaat het uiteindelijk om: de ander meekrijgen.

Het boek is langs deze tien dimensies opgebouwd. Per hoofdstuk wordt één paar van deze tegenovergestelde leiderschapsstijlen behandeld, inclusief de sterke en zwakke punten. Natuurlijk (zou ik haast zeggen) gaat hieraan een eenvoudige test vooraf, waarmee de lezer zijn huidige stijlvoorkeuren in kaart kan brengen; ofwel ‘de uitgangsstijl waarbij jij je het meest comfortabel voelt.’ Daarna komt het echte werk: bepalen of je alle voordelen van je voorkeurstijl volledig hebt gerealiseerd, daarna kritisch kijken naar de frequentie waarmee je in de kenmerkende valkuilen van je uitgangsstijl stapt en vervolgens onbevooroordeeld nadenken over de meerwaarde van de tegenpool. En natuurlijk, last but not least, oefenen met de stijlen die je minder goed af gaan maar wel waardevol kunnen zijn. Dat klinkt allemaal heel logisch en lijkt vrij eenvoudig te realiseren – gewoon je nuchtere verstand gebruiken – maar de uitdaging is toch groter dan ze misschien lijkt. De kenmerken van je ‘default style’ zitten namelijk (waarschijnlijk) in je allergie en het ontstaan daarvan kan heel diep wortelen.   

Het moge duidelijk zijn: effectief leidinggeven is in de ogen van beide auteurs hard werken. In de praktijk, dat vooral, maar het begint thuis achter het bureau (of waar je het liefst een boek leest). Met een brede oriëntatie op de twintig leiderschapsstijlen die zij in hun boek beschrijven. Aan de hand van theoretische verhandelingen, handige schema’s en oefeningen, die je kunnen helpen je wendbaarheid als leidinggevende te vergroten. Want dat is volgens de auteurs de enige manier om in ‘the age of agility’ overeind te blijven.

Het boek leest als een trein, dat moet gezegd, en het praktijkgehalte is hoog. Maar of het het model van Hersey en Blanchard werkelijk naar de kroon kan steken, is voor mij nog maar de vraag. Dan heb ik  het niet eens zozeer over het feit dat de effectiviteit van het Leadership Agility Model – laten we het gemakshalve maar zo noemen – niet wetenschappelijk is aangetoond (in tegenstelling tot het Situationeel Leiderschap Model). Maar onder het model lijkt een overtuiging schuil te gaan die niet meer van deze tijd is. Anderen meekrijgen, dat is wat de auteurs verstaan onder effectief leiderschap; volgerschap creëren dus. Het Situationeel Leiderschap Model heeft een ander doel: mensen begeleiden in de ontwikkeling van hun taakvolwassenheid. Dat doe je door per situatie te kiezen voor een adequate balans tussen sturen en ondersteunen. Dat levert niet zozeer vier ‘situaties’ op, zoals Meyer & Meijers beweren, maar verschillende niveaus van taakvolwassenheid. Daarmee kun je als leidinggevende blijkbaar na al die jaren nog steeds prima uit de voeten. Dat is de kracht van de eenvoud.

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​