Boek: 
Startende leraren in het po en vo
Goede begeleiding aan het begin van de loopbaan

Schrijver: Marco Snoek

Begeleiding voor beginners (herhaling uit VO-magazine)

Recensent: Bert Peene

Nog steeds houdt één op de vier beginnende leraren het in het onderwijs na een jaar voor gezien. Sommigen gaan verder aan de slag in een andere onderwijssector, anderen verlaten het onderwijs meteen al voorgoed. Het beroep blijkt te complex. Maatschappelijke ontwikkelingen, de steeds grotere diversiteit aan leerlingen en ouders die steeds meer en hogere eisen stellen, leggen veel druk op leraren in het algemeen en dus ook op beginners. En die kunnen nog niet terugvallen op wat in de vakliteratuur ‘expert-intuïtie’ heet. Op zich mag dit gegeven wel wat verbazing wekken, aangezien OCW de laatste jaren meerdere initiatieven heeft genomen om de begeleiding van beginnende leraren te stimuleren en verbeteren.

In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de behoeften van beginnende leraren en de manier waarop ze het best kunnen worden begeleid. De inzichten die dit opleverde, zijn nu bijeengebracht en vertaald naar concrete handvatten voor de inrichting van begeleidingsprogramma’s. Het boek ‘Startende leraren in het po en vo. Goede begeleiding aan het begin van de loopbaan’ is vooral bedoeld als een praktische gids. De auteur schenkt achtereenvolgens aandacht aan de structuur van het beroep van leraar, het leerproces van beginnende leraren, aspecten van goede begeleidingsprogramma’s voor starters en de inbedding van begeleidingsprogramma’s in de structuur en cultuur van de school.

Met name die laatste twee onderwerpen zijn het belangrijkst (want het meest gericht op de praktijk). Een goed begeleidingsprogramma duurt in principe drie jaar en kan het best worden beschouwd als een curriculum, schrijft Snoek. Dat zorgt namelijk voor een zorgvuldig ontworpen en samenhangend leertraject met heldere doelen, een onderliggende visie, inhoud, aanpak, structuur, middelen en afsluiting. Het zogenaamde curriculaire spinnenweb van Van den Akker kan hiertoe een prima hulpmiddel zijn.

Snoek benadrukt dat het van cruciaal belang is dat een begeleidingsprogramma is ingebed in het strategisch personeelsbeleid van de school. Dat maakt het niet alleen tot een verantwoordelijkheid van de HR-medewerkers, maar van de hele lijn; dus ook van bestuur, directeuren en teamleiders. Die verbinding moet er verder voor zorgen dat de professionele ontwikkeling doorgaat na de inductie; dan onder de noemer loopbaan- of talentontwikkeling. (Zie bijvoorbeeld ‘Strategisch talentmanagement in beweging’, uitgebreid besproken in de boekrecensie van mei 2018.)

Ondanks de grote mate van bruikbaarheid van alle tips en tools in Snoeks boek is enige bescheidenheid over de uiteindelijke effecten van een doordacht begeleidingsprogramma op zijn plaats. Een experiment van Van der Grift en Helms-Lorenz heeft namelijk aangetoond dat een door hen ontworpen begeleidingsprogramma slechts tot een bescheiden vermindering van uitval leidde. Wel bleek intensievere begeleiding van startende docenten tot meer betrokkenheid van leerlingen te leiden. Bovendien voelden de starters zich sneller bekwaam voor de klas.

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​