Boek: 
De kracht van niet-weten
Ruimte voor ontwikkeling

Schrijver: Louis Steeman
 

Mindfulness als basis voor (professionele) ontwikkeling

Recensent: Bert Peene

‘De wijsheid van onzekerheid’ is de titel van een boek dat de Engelse filosoof Alan Watts in 1951 schreef. Hij wil daarin duidelijk maken dat we er alles aan doen om zekerheden te creëren, maar dat er in het leven geen zekerheden zijn. Volgens Watts is het daarom wijs om af te zien van geloof – in wie of wat ook – en het leven te nemen zoals het is. Het leven is één en al verandering, alles is verbonden met elkaar, niets is blijvend. Wie deze onzekerheid weet te omarmen, creëert volgens Watts een bestaan met een geheel nieuwe betekenis. In hoeverre Watts’ boek een bron van inspiratie geweest is Louis Steeman, weet ik niet. Feit is wel dat zijn boek ‘De kracht van niet-weten; ruimte voor ontwikkeling’ in meer dan één opzicht schatplichtig lijkt te zijn aan de ideeën van de Engelse filosoof. 

Met zijn boek wil Steeman een bijdrage leveren aan een transformatie naar ontwikkelingsgericht onderwijs. Daarin is de leerling geen object in een onderwijsprogramma, maar eigenaar van zijn eigen ontwikkeling. Dat geldt evenzeer voor docenten. De belangrijkste uitdaging van ontwikkelingsgericht onderwijs is omstandigheden te creëren waarin zowel leerlingen als docenten en teams verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen ontwikkeling en voor hun bijdrage aan die van anderen. Vier vragen zijn in dit boek leidend: 

  • Hoe kun je zó leiden dat anderen niet afhankelijk van je worden? 
  • Hoe kun je de vragen van lerenden uitgangspunt laten zijn voor de inrichting van het onderwijs? 
  • Hoe moet je onderwijs organiseren zodat leerlingen (weer) verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen ontwikkeling? 
  • Hoe kun je organiseren en leidinggeven zodat anderen zich kunnen ontwikkelen in autonomie en authenticiteit? 
     

Het zijn pittige vragen, die heel wat onderwijsprofessionals, directieleden en bestuurders al geruime tijd bezig houden. Zonder dat dit duidelijke antwoorden heeft opgeleverd (op een enkele uitzondering na). Die heeft Steeman overigens ook niet; laat dat duidelijk zijn. Zijn boek is het verslag van een zoektocht met een sterk filosofisch karakter. De lezer zij dus gewaarschuwd. Maar ik zal proberen de essentie van zijn ideeën kort weer te geven.  

Steemans ideeën hebben een fenomenologisch uitgangspunt: probeer de werkelijkheid waar te nemen zoals zij zich aan je voordoet en onthoud je van waardeoordelen; een soort van ‘blamefree evaluation’ dus. Op die manier creëer je ruimte om tot nieuwe betekenissen te komen. Creëren van ruimte is het eerste ontwikkelingsgebied van wat Steeman de genetische code van ontwikkelingsgericht organiseren noemt.  

Het tweede ontwikkelingsgebied is verbinden van individuen in een gemeenschap. Steeman: ‘In een ontwikkelingsgerichte gemeenschap verbinden vrije mensen zich met elkaar om waarden te realiseren, om als individu te kunnen floreren en om bij te dragen aan het geheel.’ Kernwaarden en leidende principes nemen daartoe de plaats in van hiërarchie, regels en gedragsvoorschriften. 

Het derde ontwikkelingsgebied is samen betekenis creëren, volgens Steeman het kernproces van losjes en ontwikkelingsgericht organiseren. Samen betekenis creëren is een hele opgave, omdat het betekent dat je bereid bent je los te maken van oude patronen en je verantwoordelijkheid neemt voor het bijeenbrengen van ieders bijdrage. 

Als er al lezend één ding duidelijk wordt, is het wel Steemans principiële moeite met wat in de literatuur doorgaans ‘de systeemwereld’ wordt genoemd. Taakbeleid, functieprofielen en –beschrijvingen en dergelijke helpen niet om mensen tot ontwikkeling te brengen, opgelegde POP’s evenmin. Samen werken vanuit de bedoeling, daar gaat het volgens hem om. Enkele keren wordt het bekende boek van Wouter Hart, ‘Andersom organiseren’, ook met zoveel woorden genoemd. Maar anders dan voor deze auteur lijkt voor Steeman de wereld buiten de school – de stakeholders – niet te bestaan.  Ontwikkelingsgericht organiseren en transactioneel organiseren lijken weinig met elkaar van doen te hebben. Een kernkwaliteit van ontwikkelingsgericht leiderschap is volgens Steeman dat die vorm van leiderschap het voor docenten [en leerlingen;BP] mogelijk maakt om te spelen in ‘die vrije ruimte’. Hij doelt daarmee op de vrije ruimte tussen docenten en leerlingen en tussen docenten onderling. In de redeneerlijn die Steeman ontwikkelt, klinkt dat heel plausibel, maar voor de dagelijkse praktijk komt het op mij nogal vrijblijvend over. Het is waar dat te veel onderwijsprofessionals kampen met motivatieverlies, maar de belangrijkste motivator voor professionals is nog altijd het gevoel goed werk te leveren.  

‘De kracht van niet-weten’ gaat minder over ontwikkelingsgericht onderwijs dan over ontwikkelingsgericht organiseren; toegespitst op ‘leiderschap in tijden van transformatie’. Het boek geeft meer dan voldoende food for thoughts en wie daarnaast op zoek is naar een wat praktischer aanvulling, zou ik Ruijters’ ‘Queeste naar goed werk. Over krachtige professionals in een lerende organisatie’ aanbevelen of, wat ouders, ‘Onderwijsinnovatie: geen verzegelde lippen meer’ van Dolf van den Berg (2009).

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​