Boek:
 De Support Organisatie.
Leidinggeven aan vrijheid en verantwoordelijkheid in de wendbare organisatie

Schrijver: Jirtsin Beenhakker
 

Waar gewerkt wordt, is leiderschap nodig

Recensent: Bert Peene

Zelforganisatie moet geen doel zijn, maar een middel. Het gaat erom dat het werk zo goed mogelijk wordt gedaan. Dat is een van de belangrijkste boodschappen in weer een boek over een fenomeen dat in de loop der jaren een heuse hype geworden is. Zelfsturende teams zijn (opnieuw) ‘hot’, want kenniswerkers hebben behoefte aan autonomie. Maar in de alledaagse organisatiewerkelijkheid ligt dat toch wat genuanceerder en daarover gaat Beenhakkers boek. 

Voor Beenhakker zijn ‘zelfsturing’ en ‘zelforganisatie’ overigens verschillende begrippen. Zelfsturing gaat over het ‘wat’, zelforganisatie over het ‘hoe’. Medewerkers willen graag zelf bepalen hoe ze hun werk doen en welke samenwerking het best bij hen past, schrijft hij. Ze willen echter niet de hele bedrijfsvoering erbij krijgen die nodig is om een organisatie als geheel goed te laten functioneren. Maar de uitdaging is in beide gevallen hetzelfde: de juiste balans vinden tussen sturen en loslaten. 

Nu kan ik me voorstellen dat zelfsturing of zelforganisatie meer iets lijkt voor het bedrijfsleven dan voor het onderwijs. Ik hoor schoolleiders niet zo vaak vertellen dat ze met zelfsturende teams werken. Wel ‘met PLG’s’ en als ik dan doorvraag, blijkt het in veel gevallen om een bepaalde mate van zelfsturing of -organisatie in teams gaan. In de brochure ‘Ervaringen vanuit de praktijk van professionele leergemeenschappen (PLG’s). Achtergronden, ervaringen en tips’ (De Jong & Van Wijck, 2020) worden onder meer datateams, docentontwikkelteams en vakgroepen genoemd als voorbeelden van PLG’s. Onderzoek maakt onder meer duidelijk ‘dat het goed organiseren van PLG’s gecompliceerd is.’ Sterker nog: ‘Een meer fundamentele vraag [-] is of PLG’s wel het juiste middel zijn om bepaalde doelen in schoolorganisaties te bereiken.’  

Een van de knelpunten die genoemd worden, is ‘het situationele vraagstuk’. Anders gezegd: het ontwerp en de aansturing van PLG’s moeten zorgvuldig afgestemd worden op de specifieke context en situaties van leraren en de context van hun schoolorganisatie. En dat is nu precies de kern van Beenhakkers betoog. Dat maakt zijn boek waardevol voor bestuurders en leidinggevenden in onderwijsorganisaties.  

Zoals de ondertitel van zijn boek al suggereert, is het niet zijn bedoeling een succesrecept te schrijven voor effectieve zelforganisatie. Wendbaarheid vergroten, daar gaat het om en daartoe is zelforganisatie een prima middel. Mits op de juiste wijze ingevoerd en vormgegeven. Daarom moet niet de verandering centraal staan – dus zelforganisatie, de lerende organisatie of de PLG – maar het werk zelf, schrijft hij. Het gesprek tussen leidinggevenden en hun medewerkers moet niet gaan over de vraag ‘wat heb je nodig om een zelforganiserend team te worden?’ maar ‘wat heb je nodig om je werk goed te kunnen doen en hoe kan ik je daarbij helpen?’ Zo ontstaat een supportorganisatie. Beenhakker: ‘In de supportorganisatie krijgen mensen de vrijheid om hun werk naar eigen inzicht te doen en ze worden hierbij gericht ondersteund.’ 

Om als leidinggevende (én als organisatie!) goede support te kunnen bieden aan zelforganisatie, is het van belang over gerichte handvatten te beschikken. Beenhakker noemt er vijf, die hij samenbrengt in de metafoor van de supportvlieger: lerende organisatie, concernsupport, leiderschap, samenwerking en persoonlijk leiderschap. Alle komen vijf komen in zijn boek uitgebreid aan bod, steeds vanuit supportperspectief: hoe kan ik de juiste ondersteuning geven aan... Ik licht er die van leiderschap even uit. 

Het gaat dan concreet over wendbaar leiderschap: support geven aan een wendbare organisatie vraagt om wendbaar leiderschap. Beenhakker noemt in dit verband twee belangrijke competenties: contextsensitiviteit en stijlflexibiliteit. De leider moet begrijpen wat zijn team nodig heeft om te presteren en hij moet per situatie de juiste stijl van leidinggeven kunnen kiezen. Teamgericht leiderschap dus. Daarnaast is strategisch leiderschap nodig om de organisatie als geheel wendbaarder te maken. Strategisch leiderschap vanuit support is er enerzijds op gericht duidelijkheid te geven over de koers en de organisatiekaders, anderzijds op het vergroten van de wendbaarheid rond organisatiebrede thema’s. 

Een van de boeiender paragrafen in dit hoofdstuk is dat over gezag. In organisaties die werken vanuit zelforganisatie zal de behoefte aan leiderschap dat gebaseerd is op gezag, toenemen, schrijft Beenhakker. Gezag werkt verbindend, terwijl macht juist passief maakt. Gezag is gebaseerd op vrijwilligheid, meerwaarde en integriteit. Dat wil zeggen: je hebt geen gezag, je krijgt het. Tot zo ver weinig nieuws onder de zon. Maar nu komt het: er zijn mensen in leidinggevende posities met een grote machtsbehoefte, bijvoorbeeld omdat hun denken en doen diepgeworteld is in traditionele en hiërarchische overtuigingen. Die zullen meer moeite hebben met de omslag naar het werken vanuit zelforganisatie. Aldus Beenhakker. Een andere, minstens zo voor de hand liggende verklaring – een gebrek aan zelfvertrouwen –  is te vinden in het zojuist verschenen boek ‘Authentiek zelfvertrouwen’ van Jacqueline Brassey, Nick van Dam en Arjen van de Witteloostuijn. Op zich is onzekerheid heel normaal, maar je moet het wel accepteren en er vervolgens mee aan de slag gaan. Anders zal je nooit je volledige potentieel kunnen ontsluiten. En, om in de lijn van Beenhakkers boek te blijven, dat van je medewerkers evenmin. 

“De Support Organisatie’ is een boeiend boek boordevol food for thoughts. Geen praktijkgids, maar wie na het lezen daadwerkelijk met vergroten van de wendbaarheid van zijn schoolorganisatie aan de slag wil, vindt meer dan voldoende aanknopingspunten.

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​