Boek: Teamgericht organiseren in het voortgezet onderwijs.
Handreiking voor het inrichten van een lerende school

Schrijver: Ben van der Hilst

 

De primaire focus van de schoolleider is het goed laten functioneren van onderwijsteams

Recensent: Bert Peene

Op de meeste vo-scholen staat niet de leerling maar het systeem centraal. Dat is een van de opmerkelijkste conclusies uit het (promotie)onderzoek dat Ben van der Hilst deed naar de inrichting van de arbeidsorganisatie van scholen; van basisonderwijs tot en met hbo. Ondanks alle fraaie teksten die anders willen doen geloven, is het de scholen uiteindelijk maar om één ding te doen: een optimale onderwijsorganisatie. ‘In de hoop dat een leerlingen daar maximaal van profiteert,’ voegt Van der Hilst er cynisch aan toe.

Wie wil weten hoe Van der Hilst tot zo’n provocerende conclusie komt, hoeft niet zijn hele proefschrift te lezen. Op basis daarvan heeft hij twee dunnere ‘handleidingen’ geschreven: een po- en een vo-versie. Wij beperken ons hier vanzelfsprekend tot die laatste. Het boek biedt een verbeterde en wetenschappelijk onderbouwde versie van het organisatiemodel met de onderwijsteams, maar beschrijft ook stapsgewijs het ontwerp- en invoeringsproces van de TAO, de teamgecentreerde arbeidsorganisatie.

Een TAO is een organisatiemodel waarbij een klein team van leraren de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid neemt voor de hele ontwikkeling van een groep leerlingen gedurende enkele jaren. Bijvoorbeeld de groep ‘klas 1 t/m 3 havo/vwo’. De teams hebben vergaande beslissingsbevoegdheid, een hiërarchische leider ontbreekt. De rest van de organisatie en het leiderschap in de school zijn gericht op het goed laten functioneren van deze onderwijsteams. Dat is namelijk de meest effectieve manier om op de kwaliteit van het onderwijs te sturen.

Zonder al te diep op zijn promotieonderzoek in te gaan, legt Van der Hilst overtuigend uit wat er precies mis is met de manier waarop de meeste vo-scholen zijn georganiseerd. Het gaat daarbij over manageralisme, verticalisering van het besturingssysteem en zwakke koppelingen in het organogram. Een zwakke koppeling is een verbinding in het organogram waarbij de beoogde beïnvloeding niet of moeizaam verloopt. Ik noem er een paar (Van der Hilst komt tot twaalf).

  • De meeste scholen hebben een managementteam. Daarin zitten meestal de directeur/rector, de teamleiders en enkele staffunctionarissen. Daarbij doet zich een aantal onduidelijkheden voor die als zwakke schakel beschouwd kunnen worden. De staffunctionarissen heeft geen leidinggevende verantwoordelijkheden ten aanzien van de leraren, wat voor onduidelijkheden in de contacten tussen stafdiensten en docenten kan zorgen. Een staffunctionaris kan officieel wel als adviseur maar niet als lid de mt-vergaderingen bijwonen. Verder is er vaak onduidelijkheid over de hiërarchische positie van de teamleiders en over de status van het mt.
  • Het is niet vanzelfsprekend dat besluiten van het team leidend zijn voor de individuele leraar. Die maakt vaak een eigen afweging over het zich wel of niet aan gemaakte afspraken houden.
  • De samenwerking tussen de leraren die betrokken zijn bij eenzelfde groep leerlingen van de uitvoering van het onderwijs (samen ontwikkelen, elkaar helpen met observaties, een gemeenschappelijke aanpak afspreken e.d.) is van zwak ontwikkeld.

Ik verzeker je: dit is uitermate boeiend leesvoer!

Van der Hilst toont met zijn onderzoek een aantal belangrijke voordelen van de TAO aan. Allereerst dat het onderwijs verbetert omdat de structuur leraren uitnodigt tot professioneel handelen. Verder nodigt het werken in kleine hechte teams met veel verantwoordelijkheid en regelmogelijkheden uit tot innovatief gedrag, waardoor school-brede innovaties gemakkelijker doorgevoerd kunnen worden. Ten slotte wijst het onderzoek uit dat de TAO het werkplezier van leraren groter maakt.

Desondanks toont Van der Holst zich een realist als hij erop wijst dat invoering van de TAO niet eenvoudig is, ondanks dat het een betrekkelijk eenvoudig model is. Het behelst namelijk drie paradigmaveranderingen: van systeem-centraal naar leerling-centraal, van het leraarschap als individueel beroep naar werken vanuit een collectief en van het aansturen van individuen naar het ondersteunen van teams. Dit laatste vraagt om een ontwikkeling van wat Van der Hilst ‘Teamgecentreerd Leiderschap’ noemt. En dat is zeker niet de minste belangrijke paradigmawijziging; de schoolleider speelt in de TAO namelijk een cruciale rol.

Daaraan heeft Van der Hilst een apart hoofdstuk gewijd. Leidinggeven in en aan een TAO is een vorm van nabij leiderschap met een voortdurende focus op het goed functioneren van de onderwijsteams. Hij benadrukt dat nabij leiderschap niet betekent ‘loslaten’ of ‘op je handen zitten’; het is een vorm van ‘anders vasthouden’, zoals Wouter Hart het formuleert. Het doet vooral een sterk beroep op de procesvaardigheden van de schoolleider. Een andere belangrijke rol is die van bewaker van de waarden die in het organisatiemodel besloten liggen, bijvoorbeeld waarden die horen bij opvattingen over professioneel gedrag.

Het organisatiemodel mag dan op zich niet heel ingewikkeld zijn, de invoering ervan vergt wel de nodige inspanningen. Er vinden verschillende veranderingen tegelijkertijd plaats en van de schoolleider mag verwacht worden dat hij (of zij) het overzicht behoudt. Natuurlijk is ook de herkenning en omarming ervan belangrijk. Schoolleiders blijken het lastig te vinden het hele pakket als logische keus voor de TAO te accepteren. Van der Hilst: ‘Het verdient dus aanbeveling om in de schoolleiding uitgebreid na te gaan wat de veranderingen voor de eigen school betekenen.’

‘Teamgericht organiseren in het voortgezet onderwijs’ is in al zijn bescheidenheid een belangrijk boek, niet alleen voor schoolleiders die eventueel een ontwikkeling richting TAO willen inzetten. Die vinden in de hoofdstukken 5 en 6 – de ‘handleiding’ – alles wat zij nodig hebben om ook echt te beginnen. Maar de eerste vier hoofdstukken bevatten voor schoolleiders in het algemeen voldoende food for thoughts. De conclusies de Van der Hilst aan zijn onderzoek verbindt, zijn pittig en lenen zich prima voor analyse en evaluatie of reflectie: doen we nog steeds de goede dingen en doen we ze ook op de juiste manier?

 

Bert Peene is freelance docent en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine. 

Gastrecensie door Lars van Zanten

Ben van der Hilst geeft met 'Teamgericht organiseren in het voortgezet onderwijs' een praktische vertaling van zijn proefschrift: een blauwdruk voor een arbeidsorganisatie waar leraren met plezier, professionaliteit en zeggenschap hun kerntaak verrichten.

Door het proces te starten met het tekenen van een organogram, stelt de auteur dat er onduidelijkheden en onnodige ingewikkeldheden binnen de huidige organisatiestructuur van een school boven komen drijven. Veel scholen zeggen wel dat de leraar een professional is, dat het leraarschap een collectief beroep is, dat het gedrag van leraren wordt beïnvloed door horizontale sturing en dat de leerling centraal staat, maar de werkelijkheid is vaak weerbarstiger. De auteur pleit daarom voor het invoeren van kernteams, een groep van 3-7 docenten met een collectieve verantwoordelijkheid voor de gehele ontwikkeling van 50-120 leerlingen, met ruime bevoegdheden en mandatering. Deze teams vormen de basis. Daarnaast bestaan ook expertgroepen zoals secties en PLG's. In deze organisatiestructuur zijn geen teamleiders, wel genoeg schoolleiders om elk zo'n 3-5 teams te ondersteunen. De teams benoemen onderling een procesbegeleider, welke géén hiërarchische positie in het team bekleedt. De eerdergenoemde schoolleider(s) zullen hun rol dan ook anders moeten opvatten: de kerntaken zijn het ontwerpen en onderhouden van de organisatiestructuur, het ondersteunen van de kernteams en, als grootste uitdaging, ondubbelzinnig handelen. De schoolleider dient zich belangstellend op te stellen naar het functioneren van de teams en het de ondersteunen door te vragen, te spiegelen en te inspireren.

 

Een inspirerend idee, maar Van der Hilst beschrijft het zelf al in zijn boek: deze vorm kun je niet half implementeren. De volledige structuur van de school moet op z'n kop om deze vorm succesvol te kunnen laten zijn. Dat maakt het lastig om dit boek direct in de praktijk te brengen. Daarnaast worden er behoorlijk wat competenties gevraagd van de procesbegeleiders, waarin de schrijver zijn eigen leergang aanbeveelt. Toch merk ik dat het een overtuigend concept vind, wat bij mij resoneert en blijft hangen. Wie weet...

 

Recensent: Lars van Zanten, Teamleider mavo op het Da Vinci College Kagerstraat; Leiden