Recensie door Carin Gabriels, afdelingsleider Pieter Zeeman Lyceum te Zierikzee

Als je geïnspireerd wilt worden voor het rectoraat, moet je dit boek beslist niet aanschaffen. Het lijkt wel een notitieboekje met punten die je tegenkomt als je op een school werkt, soms zelfs tot in de organisatorische details (hoe moet de docent omgaan met correctiewerk), waarbij je je de vraag kunt stellen in hoeverre de rector daarmee bezig moet zijn. Diepgang biedt dit boek totaal niet en het roept, bij mij in ieder geval, beslist niet op tot de uitdaging van het rectoraat. 

Maar, wellicht ben ik te kritisch. In mijn beleving ga je voor het rectoraat omdat je een bepaalde visie hebt, omdat je inspirerend bent. Niet om op ‘de tent te passen’, gezien te worden en je ego te strelen. 

 


 

Oppervlakkige kennismaking met schoolleiderschap

Door Bert Peene

Rector is geen beroep maar een manier van leven. Dat maakt niet alleen de ondertitel van Schoonvelds boek duidelijk; de vele kaderteksten doen hetzelfde. De lezer – dat zijn met name mensen die schoolleider willen worden – is dus gewaarschuwd. Met Schoonvelds ‘handboek voor schoolleiders’ moet dat echter een stuk eenvoudiger worden. Gepokt en gemazeld als hij is, wil deze interim schoolleider-bestuurder schoolleiders voldoende ruggensteun bieden om een hectische job in goede banen te leiden. 

Schoonvelds boek heet een handboek; zo moet het dus ook worden beoordeeld. Volgens Wikipedia is een handboek een publicatie die de stand van zaken in een wetenschap, op een wetenschapsgebied of een deeldiscipline weergeeft. Aan een handboek mag je tenminste de volgende twee eisen stellen: volledigheid en actualiteit. Dus, hoe volledig is Schoonvelds boek? Die vraag is lastig te beantwoorden (dat geldt overigens voor veel handboeken), want wat is ‘volledig’ als je het vakgebied van het rectoraat beschrijft? Rijk aan onderwerpen is het boek in ieder geval wel. Verdeeld over zeven hoofdstukken bespreekt Schoonveld ruim honderd ‘essenties’ zoals hij ze in de loop der jaren op de scholen waar hij gewerkt heeft, is tegengekomen. Ze hebben onder meer betrekking op de schoolcultuur, de schoolomgeving, de expertise van de schoolleider, ‘Kunstjes en Tactieken’, veranderingen en ‘Werk aan de winkel’. Vreemd genoeg ontbreekt een hoofdstuk over wet- en regelgeving, terwijl die toch een wezenlijk onderdeel van het dagelijks functioneren van een schoolleider vormt. Hoe ga je als schoolleider om met alles wat vanuit Den Haag op je bureau belandt? Moet je alle regels en richtlijnen braaf volgen of heb je, zoals Dolf van den Berg in zijn boek ‘Onderwijsinnovatie: geen verzegelde lippen meer’ (2009) schrijft, nog behoorlijk wat ruimte voor een vrije interpretatie? Dat is een discours waarmee je schoolleiders in spé daadwerkelijk een dienst bewijst.

Doe je dat met de onderwerpen die Schoonveld in zijn boek aansnijdt? Kan hiermee bijvoorbeeld voorkomen worden dat schoolleiders al na een klein aantal dienstjaren onvrijwillig vertrekken? Dat klinkt erg pretentieus, maar het is wel wat Schoonveld ambieert. Het is namelijk een typisch en hardnekkig vo-probleem.

Laat ik maar meteen duidelijk zijn: ik heb zo mijn twijfels. Schoonvelds boek is feitelijk een opsomming van alles wat op je afkomt als je schoolleider wordt, alles waarmee je rekening moet houden. Niet minder maar ook niet meer. En die opsomming wordt te vaak gekenmerkt door willekeur. Neem de schets van ‘de buitenwereld’, de eerste paragraaf van het hoofdstuk over de omgeving van de school. Schoonveld bespreekt daarin kort achtereenvolgens de buurt, moeilijke buurten, naburige scholen, brandweer, verhuur, de politiek, bureaucratie, adoptie van een monument, kunstwereld, pers en andere media, website, facebook, twitter, instagram, conferenties en, last but not least, privéleven! Hoe groot is de dienst die je daarmee schoolleiders in spé bewijst?

En wat die tweede ambitie betreft: Schoonveld lijkt te suggereren dat schoolleiders al na een aantal jaren onvrijwillig vertrekken omdat ze zich van tevoren onvoldoende gerealiseerd hadden wat er zoal op ze afkomt. Onderzoek laat echter een heel ander beeld zien. Schoolleiders zijn ontevreden over het salaris, de grote hoeveelheid administratieve taken en de werkdruk en gaan daarom op zoek naar een andere baan. Althans, dat doet één op de vijf.

Op de hoogte van het salaris heeft een schoolleider geen (directe) invloed, maar hoe om te gaan om al die administratieve taken, is onder meer een kwestie van prioriteiten stellen; van persoonlijk leiderschap dus.  Dat geldt zeker voor die ervaren werkdruk. Schoonveld gaat echter voorbij aan vragen die daarop betrekking hebben; vragen als: waarom wil je eigenlijk een leidinggevende functie? Hoe zie jij je toegevoegde waarde in die rol en wat betekent authenticiteit voor jou? Die bepalen namelijk in belangrijke mate hoe succesvol je als schoolleider bent. Als ergens het spreekwoord ‘Hoge bomen vangen veel wind’ opgeld doet, is het wel voor de doorsnee schoolleider. Dan moet je weten ‘waar je van bent’, om het met de woorden van Manon Ruijters te zeggen.

Het zal duidelijk zijn dat Schoonvelds boek me heeft teleurgesteld. De aankondiging enkele weken geleden trok direct mijn aandacht, omdat het onderwerp zich zeker leent voor een waardevolle publicatie. Maar dat is er dus niet van gekomen. Aankomend schoolleiders zullen het misschien best interessant vinden om te lezen wat er allemaal op ze af komt, maar hoe je vervolgens met al die goedbedoelde adviezen omgaat, wordt niet duidelijk. Dat was waarschijnlijk ook niet direct zijn bedoeling, maar hij had dan toch minstens een literatuurverwijzing aan het eind van ieder hoofdstuk kunnen geven: als je meer wilt lezen over…. Toegegeven, het boek eindigt met een ‘aanbevolen leeslijst’, maar de boeken die daarin voorkomen, doen onvoldoende recht aan alle voetangels en klemmen die de aankomend schoolleider moet zien te ontwijken.

Bert Peene is freelance docent en werkt als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.